Dit is een hoofdstuk uit mijn boek 'Een kameel op de weg - over land van Zwolle naar Dakar'
Rond 7 uur vertrekken we van Nouakchott in zuidoostelijke richting naar Kaédi, de vierde grote stad van Mauritanië met zo’n 70.000 inwoners. De woestijn ziet eruit zoals een woestijn eruitziet in films en sprookjesboeken: oranje zandheuvels met kuddes kamelen, mensen in traditionele kleding, nomadententen in heldere kleuren, die fel afsteken tegen de blauwe lucht en het gele zand. Ik maak overal foto’s, maar ook al schiet ik alle geheugenkaartjes vol en de batterijen leeg, een foto laat maar een glimp zien van de weidse uitgestrektheid, de vele tinten zand, van zachtgeel tot roestbruin en de rotsen die met hun scherpe punten in de blauwe hemel prikken. Op een foto voel je niet de wind die hier altijd waait, het zand dat in je ogen prikt en je hoofdhuid bedekt. Je voelt niet hoe het is als je op het heetst van de dag uit je door de airco gekoelde auto stapt en de woestijnhitte als een loodzware deken over je heen valt en elke centimeter huid en haar verstikt. De woestijn moet je zien, voelen, ruiken en ervaren.
Al om tien uur ’s ochtends zijn we in het woestijnstadje Boutilemit en leggen aan bij ons favoriete wegrestaurant. We zijn hier 7 jaar geleden ook geweest en ook dit keer laten we een stuk schaap op de barbecue gooien. Het beest is net geslacht, de kop ligt op een bord naast de barbecue en wij gaan voor de lever en nog wat malse delen. Who cares dat het nog maar 11 uur is als onze vers gegrilde lamslevertjes worden geserveerd?
Tijdens onze reis heb ik veel tijd om mijn gedachten te laten gaan. Dat doe ik dan ook veelvuldig. Er wordt – terecht – veel gesproken en nagedacht over de plasticsoep in de oceaan, maar ook in de woestijn tref je op grote schaal een enorme plasticprut aan. Op veel plaatsen, in Marokko, Mauritanië en Senegal, lijkt de woestijn een grote, platte, uitwaaierende vuilnisbelt. Zo mooi als de vele kleuren van de kleding tegen de blauwe hemel afsteken, zo lelijk contrasteren de plastic flessen, slippers en tasjes in alle kleuren met de vele tinten van de woestijn. Ondanks de troep weiger ik pertinent om ook maar het kleinste snoeppapiertje aan die uitgestrekte vuilnisvlakte toe te voegen. Ik ben hier tenslotte te gast. Ik stop al onze rommel netjes in die enkele vuilnisbak die we onderweg zien en negeer de gedachte dat deze waarschijnlijk aan het eind van de dag ergens in de woestijn geleegd wordt en ook mijn snoeppapiertjes in die prachtige woestijn belanden. Ondertussen maak ik grootse plannen: vrijwilligers werven om de woestijn op te ruimen, het plastic te verzamelen en verwerken tot kunstwerken en nuttige gebruiksvoorwerpen, die vervolgens als zoete broodjes over de toonbank gaan. Microkredieten verstrekken zodat mensen zich uit de armoede kunnen ontworstelen door het Plasticprutproject. Twee uur later heb ik de woestijn schoongedacht, en passant het armoedeprobleem opgelost en zijn we een stuk verder richting Kaédi.
En dan rijden we – halverwege de middag – Kaédi in, pakken de auto uit bij een hotelletje, frissen ons wat op en gaan naar Kebe’s familie. En wat worden we daar ongelooflijk warm en hartelijk ontvangen! Ik word platgeknuffeld en gekust en ben blij dat ik mijn zonnebril nog op heb, zodat ik stiekem – emotionele dweil dat ik er ben – een traantje weg kan pinken. Ik was al warm, maar hier krijg ik het van binnen ook nog warm van. Direct wordt er een schaal vol dampende rijst, geurig gekruide vis en grote stukken verse groenten geserveerd op de binnenplaats onder een grote boom, terwijl iedereen om ons heen zit en druk praat. Als het eten op is, nemen de zusjes Marega hun tanti Trea mee voor een wandeling door Kaédi. In gebroken Frans en Engels weten we elkaar redelijk te verstaan. En soms ook niet, maar dat mag de pret niet drukken. Heerlijk om een flinke wandeling te maken, ondanks de hitte, want zitvlees kweken is hier niet zo moeilijk. Ik zie hoe de beroemde stoffen van Kaédi geverfd worden in kunstige patronen en ze nemen me mee naar een heuvel bij het huis van de gouverneur. “No pictures, tanti Trea”, waarschuwen ze me. In Mauritanië is het verboden om foto’s te maken van overheidsgebouwen en wetsdienaren. Maar vanaf de heuvel hebben we een prachtig uitzicht over Kaédi en kan ik de rivier zien, met aan de overkant Senegal. De soldaat bij de ingang van het huis van de gouverneur houdt me met argusogen in de gaten. Als ik maar met mijn rug naar hem en het gebouw blijf staan, kan ik hier toch foto’s maken.
De dag loopt ten einde en na een paar selfies met een verhit rood hoofd tussen de twee vrolijke jonge meiden, wandelen we weer terug. Het eten staat alweer klaar: kalfsvlees met uien en brood. Dit keer sla ik zo vriendelijk doch beslist mogelijk af. Drie keer op een dag warm eten na twee dagen bijna niks gegeten te hebben, lijkt me niet slim. Ik proef wel en ik ga bijna overstag. Het vlees is boterzacht en perfect gekruid en de uiensaus is een perfecte aanvulling op de smaken van het vlees. Daarna kruipt iedereen bij elkaar op een grote veranda zonder dak. Er liggen matrassen en kussens en iedereen maakt het zich gemakkelijk.
Er zijn zoveel dingen die wennen in dit land, zoals na het eten lekker languit liggen en uitbuiken als je bij familie op visite bent. Ik lig op mijn matrasje naar de sterrenhemel te kijken. Ik wist niet dat er zoveel sterren waren. Zijn er hier meer dan boven Nederland? Na een uur staren besef ik dat ik niet één bewegend of knipperend lichtje heb gezien van een vliegtuig. Het volgende uur blijf ik staren, op zoek naar een vliegtuig, wetende dat ik in Nederland op elk moment van de nacht ergens in de lucht wel een bewegend lichtje kan ontwaren. Het enige dat hier boven mij beweegt is af en toe een vallende ster. Ik vraag me af of ik van deze fantastische avond een foto moet maken, ik maak toch altijd overal foto’s van? Maar ik wil sterrenkijken en ik heb geen zin om op te staan, dus blijf ik liggen. Zo eenvoudig en zo mooi kan het zijn.
Wat is het bijzonder om deel uit te mogen maken van een grote Afrikaanse familie, die me omarmt alsof ik hun eigen dochter/zus/nicht/tante ben! Ik begrijp zelfs na zoveel jaren nog steeds niet goed hoe de familiebanden en -lijnen hier lopen, maar volgens mij is het eigenlijk vrij simpel. Je hebt je ouders: papa en mama. De broers en zussen van je ouders zijn ook gewoon papa en mama en hun kinderen zijn ook je broers en zussen. En veel ingewikkelder dan dat is het niet. Ze doen hier niet aan constructies als zwagers en schoonzussen, achterneven, oudtantes, overgrootouders, stief- of aangetrouwde familie. Trouw je met iemand van hier? Dan ben je gewoon de nieuwe zus of tante of mama van heel veel mensen. En dan hoeven ze niet eerst te weten wat voor vlees ze in de kuip hebben of de kat uit de boom te kijken. Gewoon, je bent erbij dus je hoort erbij. Zo eenvoudig en zo mooi kan het zijn.
Route: Nouakchott (Mauritanië) – Kaédi (Mauritanië)
Afstand: 430 km.
Een kameel op de weg
Je las een hoofdstuk uit mijn boek Een kameel op de weg. In de zomers van 2008 en 2015 reisden mijn partner Kebe en ik in een volgeladen Nissan Qashqai van Zwolle naar Dakar. In februari 2016 kwam mijn boek uit.