Wij hadden een bedrijf. Ik zeg bewust: ‘wij’. Als kind in een ondernemersfamilie, groei je op in het bedrijf. Onze keuken was tegelijk de kantine. Mijn moeder, broers, opa, oma, de knecht, de administratieve hulp en de hulp in de huishouding zaten allemaal aan de thee als ik ’s middags uit school kwam. Tijdens het avondeten hadden mijn broers en ik om de beurt ‘dienst’ en als de bel ging, werd je bord op de pan met aardappels gezet en daar ging het deksel op. Dan bleef je eten warm. Of in elk geval zo warm mogelijk. Na het eten moesten we helpen met afwassen, de reclameborden binnen zetten, de kassa opmaken, de spaarkaarten tellen en de winkels en benzinepomp afsluiten. Met een beetje mazzel waren we rond acht uur klaar. En dat zes dagen in de week.
Natuurlijk heb ik het wel eens vervloekt. Altijd weer die bel, altijd weer die volle keukentafel en weer een lauwe hap. Maar wat was het ook vaak leuk! Wij waren het testteam en mochten, heel voorzichtig, de spelletjes uitproberen en de stripboeken lezen voordat het in de winkel lag. Hordes jongeren kwamen op weg naar school even bij ons langs, een ijsje halen of sigaretten. En als ik dan weer eens hoteldeboteltotovermijnoren verliefd was, dan was mijn dag goed als híj bij mij een ijsje kwam halen.
De leukste tijd van het jaar was de decembermaand. Eerst werden de Sinten en Pieten van piepschuim van de zolder gehaald om de etalage te versieren. Daarna kwam de kerstversiering. En als klap op de vuurpijl eindigde het jaar met de verkoop van vuurwerk. We stelden zelf de vuurwerkpakketten samen. Gezellig in de woonkamer, met z’n allen rond een berg vuurwerk terwijl de kaarsjes gezellig stonden te branden op de tafel en we af en toe een oliebol toegeschoven kregen. Daarna was het een gekkenhuis: drie dagen lang stonden mensen in de rij om vuurwerk in te slaan. Strijkers, donderslagen-extra, gillende keukenmeiden, Romeinse kaarsen, tolletjes, sterretjes, trektouwtjes. We hadden voor elk wat wils en met de hele familie stonden we dat enthousiast te verkopen.
Ook ik ben ondernemer geworden. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan, het is me met de paplepel ingegoten. Ik verkoop geen benzine, gezelschapsspelletjes, vuurwerk of spijkers. Ik verkoop verhalen.