Of het nu gaat om een journalistiek artikel voor [inst]ALLICHT, voor de website van een klant of een willekeurig mailtje, mijn eigen teksten moeten foutloos zijn, to the point en prettig om te lezen. Schrijven is een belangrijk deel van mijn werk, dus onderwerp ik mijn eigen teksten aan mijn eigen kritische blik. Ook in professionele teksten van een ander valt mijn oog direct op de taalfouten, stijlmissers en slordigheidjes. Ik kan het niet helpen. Afgelopen week leverde me dat bijna een hersenschudding op.
Hoe ik mezelf bijna een hersenschudding schreef
Ik moest een gezondheidsverklaring invullen. Of ik medicijnen gebruik, of ik epileptische aanvallen heb, of ik in de afgelopen jaren bij een specialist ben geweest. Allemaal niet heel ingewikkeld. Ik werd echter gebeld om de vragenlijst nog eens door te nemen omdat er onduidelijkheid was: ‘Heeft u nu wel of niet een hersenschudding gehad?’ Huh? Ik? Een hersenschudding? Niet dat ik weet. Waarom ik dan in dat vakje had zitten kliederen. Zonder erbij na te denken had ik het woord ‘herssenschudding’ verbeterd. Daarna werd me gevraagd wat ik bedoelde met mijn gekras in het vakje ‘boosaardig gezwel’. Ook daar kon ik het niet laten, want volgens mij is een gezwel goedaardig of kwaadaardig, maar nooit boosaardig. Vervolgens pieker ik mezelf bijna een hersenschudding over de woorden boosaardig, goedaardig en kwaadaardig. Welk woord is goed, welk woord is fout, waar en wanneer kan je het gebruiken? Waar en wanneer niet?
Conclusie: ik ben een vakidioot
Ik ben een vakidioot en een komma-n*ker. Maar daar werd in de gezondheidsverklaring niet naar gevraagd, dus ben ik goedgekeurd, zónder hersenschudding.